Van walvisjager tot driemastbark
Het schip heeft een rijk verleden: in 1926 in Oslo van stapel gelopen, na twintig jaar walvisjacht omgebouwd voor de vrachtvaart, in 1991 naar ons land gehaald vanwege de fraaie belijning en omgetoverd tot een pronkstuk uniek en getuigd als driemastbark. Een waardig derde leven voor dit schip. Staande op het brede dek voelt iedereen zich een beetje kapitein als de statige "Stedemaeght" bewonderende blikken oogst. Het is de grootste driemaster op de Nederlandse binnenwateren.
De “Stedemaeght” werd in 1926 gebouwd bij de scheepswerf “Nylands Verkstad” in Oslo als walvisjager. Totaal werden er 10 stuks gemaakt. Ons schip kreeg de naam “Pol IV” mee. Walvisjagers zijn bedoeld zoals de naam het al zegt, het jagen op walvissen. Ze werden dan ook uitgerust met een groot harpoeneerkanon op het voordek. Nadat een aantal walvissen geschoten waren, werden deze gesleept naar het moederschip, een drijvende fabriek, waar ze in de grote traanpotten verdwenen.
Bij een boekenantiquariaat in het Poolse Gdansk is een tekening uit 1867 gevonden van de eerste walvisjager met een harpoeneerkanon de “Spes & Fides”, ook bij dezelfde werf in Oslo gebouwd. Op deze tekening is duidelijk te zien dat de rompvorm in veertig jaar is gehandhaafd. Logisch, want de rompvorm is op snelheid gebouwd en niet om zoveel mogelijk laadvermogen te creëren. De “Spes & Fidis” was een zeilschip met een hulpstoommotor en had 44 bemanningsleden. De “Pol IV” is als stoomschip gebouwd. Uiteraard was de uitrusting ook aangepast aan de nieuwe technische ontwikkelingen van die tijd. Het schip heeft tot 1949 dienst gedaan als walvisjager en heeft verschillende eigenaren gehad onder de namen “Pool” en “Gribbe II”.
In 1948 werd het schip door rederij Aktoe bolaget Hilleström uit Malmö omgebouwd tot vrachtschip en werd voorzien van 2 laadmasten. Weer kreeg het een nieuwe naam: "Kinnekule”. In 1957 is de scheepsromp met 7,5 meter verlengd in door de Jadewerft in Wilhelmshaven GmbH. en kreeg de naam: “Galeon” en later “Viskan”. Er werd een nieuwe motor ingebouwd een Alpha diesel van 265 Pk. Deze reusachtige motor heeft er gestaan totdat het schip in Nederland is omgebouwd tot zeilschip.
In 1965 kwam het schip onder Deense vlag en werd rederij Vishen uit Dansde de nieuwe eigenaar. Het schip werd omgedoopt tot “Cito”. In 1974 kreeg het weer een nieuwe eigenaar, Hans Olsen Frabricius uit Marstal. Hij gaf het de naam: “A. Frabricius” en doopte het later weer om tot “Bent Flinot”. Op zijn beurt verkocht hij onze baltictrader weer aan zijn collega uit Marstal, Age. F. Grübe, die het de naam “Alf” gaf, wat dwerg betekent.
In het voorjaar van 1991 werd het schip door een scheepshandelaar naar Nederland gebracht en in de "rommelhoek" gelegd, wachtend tot de oud-ijzerprijs hoog genoeg werd om er vervolgens, via de hoogovens, scheermesjes van te maken. Dat ging anders. In 1992 werd het door Toon Slurink gekocht. Het schip was hem, tijdens één van zijn vakanties in Denemarken, al opgevallen vanwege zijn mooie lijnen. "Dat kan een mooi zeilschip worden." Plannen werden bedacht en tekeningen werden gemaakt. Aan het einde van dat jaar werd door scheepswerf Metz uit Urk met de verbouwing van het ijzerwerk begonnen. In het najaar van 1993 begonnen een aantal ZZP’ers, schippers en matrozen van Hanzestad Compagnie in Kampen met de betimmering. Een 3-mast tuigage werd aangebracht.
De nieuwe naam “Stedemaeght” werd op de naamplank geschilderd.
Op 19 april 1994 werd door ZKH Prins Willem Alexander het eerste zeil gehesen. Na een leven als walvisjager en baltictrader begon zij aan haar derde leven als een zeilschip, te weten een driemastbark, geschikt voor feesten en partijen.
In het voorjaar van 2016 is Toon Slurink met pensioen gegaan. Zoon Jan-Allard Slurink heeft samen met zijn vrouw Jeannet de Stedemaeght overgenomen. En nu is het schip begin 2024 overgenomen door Pouwel Slurink.